De volgende soorten staan op deze pagina:
Het rare van Iepen is dat je ze nauwelijk in het wild ziet. Boswachters zijn de zeldzame fladderiep weer aan het uitzetten langs beekjes en wateren, maar de andere soorten zie je eigenlijk alleen als laanbomen en bomen in plantsoenen. Daarnaast zie je in de stad met name wel heel veel verwilderde nazaten van die laanbomen en wat verwilderde plantsoenen. Iepen herken je vooral aan de scheve bladbasis aan de gekartelde niet gelobde bladeren en in het voorjaar aan hun enorme hoeveelheid zaadjes. Daarnaast staan de bladeren niet tegenover elkaar. Blad is te verwarren met Haagbeuk (maar Haagbeuk heeft geen scheve bladbasis en wel een gladde stam), of met Linde. Linde heeft ook soms een wat scheve bladbasis en half grove bast. Linde heeft echter rond de zomer bloemen en vruchtjes (met een opvallend schutblad erboven)en rode knoppen ipv zwarte zoals de Iep ze heeft. Maar vooral die bloemen zijn een helder verschil.
Nederlandse iep soorten zijn de steel= of fladder-iep (Ulmus laevis) Gladde iep (Ulmus minor) en Ruwe iep (Ulmus glabra) ook wel elms (engels) of olmen genoemd. Vaak komen hybriden tussen ruwe en gladde iep voor en de kruising (U x Hollandica) is een van de de meest aangeplantte boom, vooral onder laanbomen (1).
In tuinen zie je vaak de Goudiep, met mooi gele bladeren aan de uiteinden van de takken: een varieteit uit kweek. Een Iep met heel kleine blaadjes is de Siberische iep: die kan ook tegen Iepenziekte. .
Op het noordelijk halfrond komen 40 soorten voor. De belangrijkste amerikaanse soorten zijn de U americana en de rode iep U rubrus (1).
Bij een bepaalde boom vaststellen welke soort het precies is kan erg lastig zijn. Meer van de iepen die hier staan kan ik niet goed indelen omdat ze kenmerken van meerdere soorten lijken te hebben. Ik concludeer dan dat ze Hollandica zijn.
Goede kenmerken zijn:
Ruwe iep: De boeken zeggen: bladsteel 2-5 mm (korter dan gladde iep) bladhelft aan de voet met een op de bladsteel liggend lobje (onbetrouwbaar want gladde iep vaak ook). Jeugdbladeren vaak 3 puntig. Blad op beide zijden ruw behaard (flora zegt onderkant meestal ruw). 40 meter. Aantal bladnerven vaak groter dan 12.
Mijn ervaring tot nu toe zegt:
Bladsteel kort, nerven 12 tot 18 (meer dan gladde Iep), vaak bladeren erbij die vooraan drie punten hebben. Nerven zijn aan het eind vaak vertakt. Bladeren kaal. Vruchtjes met nootje meestal in het midden.
Gladde iep: Boeken zeggen: bladsteel 5-15 mm lang, lobje niet op de bladsteel (3). 30 meter.
De gladde iep is gemakkelijk van afstand te herkennen door zijn dichte takkenkroon die van laag op de stam ontspringt (1).
Vruchtjes vaak met nootjes aan de bovenrand: het vlies in ingesneden tot aan het nootje (aan de andere kant dan de kant waar het steeltje zit)
Mijn ervaring zegt: takken en stam soms met kurk-lijsten (lang niet altijd). Bladeren niet meer dan 12 nerven, de nerven zijn vaak vertakt aan de uiteinden, zoals ook bij de ruwe iep. Onderkant blad met wittige haartjes in de nerf-oksels. Bladeren zien er een beetje uit als een brandnetelblad qua ruwe gezaagdheid aan de randen.
Iep Hollandica: staat tussen gladde en ruwe in. Dit gegeven maakt het heel moeilijk om in het veld een iep goed te determineren. Wanneer een blad een lobje heeft maar een steel van een centimeter, zou het dus een Hollandica moeten zijn. In de flora staat dat bijna alle aangeplante iepen Hollandica zijn: dus laaniepen.
Hier een foto van steeliep-bladeren.
http://www.bomenmb.dds.nl/iepen/ulmuslaevis.html
In de winter is de iep aardig te herkennen. Hij heeft een vrij ruwe bast. Daarnaast heeft hij al snel in de winter rood-bruinige ronde knoppen, waar later de bloemen uitkomen. De twijgen zien er al snel in de winter heel goed herkenbaar uit door die ronde bolletjes eraan. Ik weet niet zeker of alle soorten iepen dit in gelijke mate vertonen. Het onderscheid tussen de verschillende iep soorten is in de winter niet te maken: ik houd ze dan tenminste niet uit elkaar.
Van elke soort een foto van het blad: