De volgende soorten staan op deze pagina:
Als je wilt weten welke eik je voor je hebt is de standplaats belangrijk. In het bos zie je maar een paar soorten: in tuinen, parken en wijken veel meer soorten. Boseiken die je ocveral ziet zijn Zomereik en http://www.bomengids.nl/2015/soorten/Amerikaanse_eik__Quercus_rubra__Red_oak__Amerikanische_Rot-Eiche__Chene_rouge_dAmerique.html. De zomereik heeft eikels op lange stelen, bladeren met korte stelen en een diep gegroefde bast. De Amerikaanse eik heeft hele grote bladeren en een gladde bast met wat lichte horizontale strepen. De derde eiksoort uit het bos is de Wintereik: lijkt op zomereik, maar blad met langere steel en eikels juist zonder steel. Amerikaanse eik is niet inheems (uit VS), Zoer- en wintereik zijn wel Europees en inheems
Bij eiken buiten het bos, in de stad en langs wegen en straten zie je veel meer soorten. Zomereik en Amerikaanse eik zijn no steeds de meest voorkomende soorten. Er is daarnaast een heel assortiment Amerikaanse eiken, of zogenaamde red-oaks: lijken met blad en stam allemaal op de Amerikaanse eik. Veel zie je de Moeraseik en hier en daar de Scharlaken eik, allemaal bekend om de prachtige bladkleuren in de herfst.
Naast de red-oaks zie je ook hier en daar Europese eiken zoals de Hongaarse eik (mooi groot blad), Turkse eik (eikennapje met "beharing") en soms Perzische eik.
In de UK wen zuid-europa zie je verder de Steeneik nog wel eens en in Zuid europa de Kurk-eik en de Donzige eik. Verder zijn er ook nog eik struikjes die vaak groen blijven in de winter ook in zuid Europa.
De kenmerken toegeschreven aan de soorten zijn:
- Zomereik of Quercus robur. Deze komt het meeste voor (samen met Amerikaanse eik). Te herkennen aan de bladeren. Het verschil met de wintereik, waar hij op lijkt, is dat de eikels op hele lange steeltjes staan. Bij de Wintereik hebben die korte stelen. De bladeren van de wintereik hebben juist wel langere stelen en geen lobje onderaan het blad. De stam gaat vrij snel over in takken en loopt niet door tot bijna in de boom, bij de Wintereik wel. Dit stam-kenmerk is in praktijk echter vaak niet kloppend, heb ik zelf gemerkt.
- Wintereik of Quercus petrea: vrij tot erg zeldzaam. Ik zei deze echt zelden. Zie Zomereik. Bladeren op steeltjes en eikels juist dicht op de tak (zonder steeltjes). Vaak zijn de bladeren wat groter dan bij de zomereik, en mooier en regelmatiger gevormd. Maar dat is zeker niet altijd zo. Er zijn echter ook bastaarden tussen de Zomer en Wintereik, die kernmerken hebben die tussen de beide soorten inliggen.
- Amerikaanse eik. of Quercus rubra. Makkelijk te herkennen aan zijn bladeren (zie foto's). De stam is vrij glad, draait een beetje in een kurketrekker beweging en heeft vaak horizontale gegroefde ringen/strepen. Komt vooral voor in Noord-amerika, bij ons aangeplant in bossen en verwilderd.
De determinatie van deze soort is niet echt problematisch hoewel sommige soorten erop lijken zoals de Scharlaken (Quercus cocceinea)en moeraseik (Quercus palustris). Deze twee laatsten lijken wel erg op elkaar.
- Turkse eik of Moseik (Quercus_cerris). Kom je alleen tegen in parken en lanen in Nederland. Zaait zich wel uit. Makkelijk te herkennen aan het blad, maar ook vooral aan de eik-napjes die behaard lijken met korte steeltjes. Turkse eiken die ik zag in Turkeye en Hongarije zijn bijna altijd wit behaard onder het blad. Die in Nederland niet altijd of minder. Opvallend is ook dat de knoppen een soort kwastjes hebben, zeker die aan het einde van een twijg.
- Moeras eik en Scharlaken eik. Echte bomen die zijn aangeplant. Deze zie je nooit in het bos of in bosjes. Zaait zich niet uit. Makkelijk te herkennen aaan het blad. Onderling zijn de twee bijna niet te onderscheiden.
Scharlaken eik (coccinea) versus Moeraseik (palustris). Jonge twijgen van Q. coccinea zijn geelbruin van kleur terwijl deze bij Q. palustris olijfgroen zijn. Het blad van Scharlaken eik is langwerpig tot ovaal (soms omgekeerd eirond) en veerlobbig met 7 - 9 afstaande getande lobben. Minder diep ingesneden dan bij Q. palustris en 9 -15 cm lang, 6 - 11 (15) cm breed.
Moeraseik: De onderste takken kunnen na verloop van tijd iets doorzakken hetgeen zeer kenmerkend is voor deze soort. Eveneens kenmerkend zijn de vele korte twijgen die verdeeld over stam en zware gesteltakken staan. Het blad is ietwat variabel van vorm, eirond tot ovaal, 7 - 15 cm lang en soms even breed. Het is grof gelobd met 2 tot 4 paar scherp getande lobben.
Eikel Moeraseik circa 1 cm. Scharlaken alleenstaande eikels, 1,5 - 2,5 cm
Van elke soort een foto van het blad: