De volgende soorten staan op deze pagina:
Er zijn in Nederlands twee soorten ceders die je kunt aantreffen: Atlas ceder en Himalaya ceder. De Libanon ceder is zo zeldzaam dat je hem moet zoeken.
Je ziet ceders heel vaak in tuinen, en soms in parken. De naalden zitten in kransen bijeen op korte takjes, en wat meer alleen op langere takken. Ze hebben soms staande kegels die wat op appels lijken (maar ze doen me ook denken aan kleine bijenkorfjes).
De bloeiwijzen in de herfst zijn wat langwerpiger en lijken eigenlijk het meest op gloeilamp-peertjes (maar dan groen en met schubjes en ze geven geen licht:-)). De kegels vallen uiteen aan de boom en zitten er een jaar of drie: eerst zijn ze groen, later bruin.
Het verschil tussen de meest voorkomende varieteiten in tuinen (blauwe Atlas ceder en Himalaya ceder) is goed te zien. De soorten zijn echter variabel en vergissingen met minder voorkomende soorten/varieteiten zijn moeilijk te voorkomen. Met andere woorden: meestal makkelijk te onderscheiden, maar heel soms opeens niet.
Ceders komen oorspronkelijk uit Afika (Atlas ceder uit atlas gebergte), midden-oosten (Libanon ceder uit libanon -Turkeye) en Himalaya (welke zou daar nou toch vandaan komen). Ze grooien in het wild allemaal in de bergen boven de kilometer.
Het uitvinden welke van de Ceders je nu precies voor je hebt is, naast de algemene omschrijving boven, het beste te doen aan de hand van de naalden. Onderstaand een vergelijking van de drie soorten. Steeds op de foto links de Himalaya ceder, in het midden de Atlasceder (blauwe vorm) en rechts de Libanon_ceder. Zoals je kunt zien zijn de naalden van de Himalaya ceder het langst, die van de Atlas ceder het kortst, en die van de Libanon ceder net iets langer dan die van de Atlas ceder. Kenmerken zoals de doorschijnendheid van het topje kon ik niet herkennen, en aangezien de kegels niet vaak aanwezig zijn helpt dat ook niet echt.
Van elke soort een foto van het blad: